- praktijk
- {{praktijk}}{{/term}}1 [toepassing] practice ⇒ 〈ervaring〉 experience2 [beroepswerkzaamheid, clientèle] practice3 [gewoonte] practice ⇒ custom4 [meervoud] [sluwe daden] practices♦voorbeelden:1 een man van de praktijk • a practical manecht een man van de praktijk • a doer (rather than a thinker)iets aan de praktijk toetsen • test/field-test somethingiets in praktijk brengen • put something into practicein de praktijk • in (actual) practicedat moet je in de praktijk leren • you'll have to learn that in practiceeen geval uit de praktijk • a real-life case2 een drukke praktijk aan huis hebben • have a large practice at homeeen particuliere praktijk • a private practiceeen eigen praktijk beginnen • start a practice of one's ownzijn praktijk overdoen • sell one's practice4 gemene/kwalijke praktijken • objectionable practices
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.